NBG-vertaling 1951

Handelingen 7:25-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. Hij meende, dat zijn broeders zouden inzien, dat God hun door zijn hand verlossing wilde geven, maar zij zagen het niet in.

26. En de volgende dag vertoonde hij zich weer onder hen, terwijl zij aan het vechten waren, en hij maande hen tot vrede, zeggende: Mannen, gij zijt broeders, waarom doet gij elkander onrecht?

27. Maar hij, die zijn naaste onrecht deed, stiet hem van zich en zeide: Wie heeft u tot overste en rechter over ons aangesteld?

28. Wilt gij mij soms ombrengen, zoals gij gisteren de Egyptenaar hebt omgebracht?