NBG-vertaling 1951

Handelingen 5:28-36 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

28. Wij hebben u nadrukkelijk verboden in deze naam te leren; en zie, gij hebt Jeruzalem vervuld met uw leer en gij wilt het bloed van deze mens op ons doen neerkomen.

29. Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen.

30. De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt, die gij hebt gehangen aan een hout en omgebracht;

31. Hem heeft God door zijn rechterhand verhoogd, tot een Leidsman en Heiland om Israël bekering en vergeving van zonden te schenken.

32. En wij zijn getuigen van deze dingen en ook de heilige Geest, die God hun gegeven heeft, die Hem gehoorzaam zijn.

33. Toen zij dit hoorden, ontstaken zij in woede en wilden hen ter dood laten brengen.

34. Maar een zeker Farizeeër in de Raad, genaamd Gamaliël, een wetgeleerde, in ere bij het gehele volk, stond op en verzocht de mensen een ogenblik buiten te doen staan,

35. en hij zeide tot hen: Mannen van Israël, overweegt wel, wat gij met deze mensen zult doen!

36. Want vóór deze dagen stond Teudas op, die beweerde, dat hij iets was, en een aantal van ongeveer vierhonderd man sloot zich bij hem aan; maar hij werd gedood en zijn gehele aanhang viel uiteen en verliep.