NBG-vertaling 1951

Handelingen 5:19-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. Maar een engel des Heren opende des nachts de deuren van de gevangenis en leidde hen naar buiten en zeide:

20. Gaat heen, gaat in de tempel staan en spreekt tot het volk al deze woorden des levens.

21. En zij gaven daaraan gehoor en gingen tegen de ochtend de tempel binnen en leerden. Toen nu de hogepriester was aangekomen en die met hem waren, riepen zij de Raad bijeen, de gehele vergadering van de oudsten der kinderen Israëls, en zij zonden dienaars naar de kerker om hen te laten voorkomen.

22. Doch de dienaars, daar aangekomen, vonden hen niet in de gevangenis. En zij keerden terug en brachten het bericht mede:

23. Wij vonden wèl de kerker zeer zorgvuldig gesloten en de wachters voor de deuren op hun post, maar, toen wij hem openden, vonden wij er niemand in.

24. Toen nu de hoofdman van de tempel en de overpriesters deze woorden hoorden, waren zij erover in verlegenheid, wat daarvan komen zou.

25. Maar er kwam iemand tot hen met het bericht: Zie, de mannen, die gij hebt gevangengezet, staan in de tempel en zij leren het volk.

26. Toen ging de hoofdman met zijn dienaren erheen en nam hen mede, maar niet met geweld, want zij waren bevreesd, dat het volk hen stenigen zou;

27. en toen zij hen gebracht hadden, leidden zij hen voor de Raad. En de hogepriester ondervroeg hen, zeggende:

28. Wij hebben u nadrukkelijk verboden in deze naam te leren; en zie, gij hebt Jeruzalem vervuld met uw leer en gij wilt het bloed van deze mens op ons doen neerkomen.

29. Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen.

30. De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt, die gij hebt gehangen aan een hout en omgebracht;

31. Hem heeft God door zijn rechterhand verhoogd, tot een Leidsman en Heiland om Israël bekering en vergeving van zonden te schenken.