NBG-vertaling 1951

Handelingen 4:14-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. en daar zij de genezene bij hen zagen staan, konden zij er niets tegen inbrengen.

15. En na hun geboden te hebben buiten de raadzaal te gaan, overlegden zij met elkander,

16. en zij zeiden: Wat moeten wij met deze mensen beginnen? Want dat er een kennelijk wonderteken door hen verricht is, is duidelijk aan allen, die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen;

17. maar om te voorkomen, dat het nog meer onder het volk verbreid wordt, laat ons hun dreigend gebieden tot niemand meer te spreken op gezag van deze naam.

18. En toen zij hen binnengeroepen hadden, bevalen zij hun in het geheel niet meer te spreken over of te leren op gezag van de naam van Jezus.

19. Maar Petrus en Johannes antwoordden en zeiden tot hen: Beslist zelf, of het recht is voor God, meer aan u dan aan God gehoor te geven;

20. want wij kunnen niet nalaten te spreken van wat wij gezien en gehoord hebben.

21. Maar zij dreigden nog meer, doch lieten hen vrij, daar zij geen vorm konden vinden om hen te straffen – en wel om het volk; want allen verheerlijkten God om hetgeen er geschied was;

22. want de mens, aan wie dit teken der genezing verricht was, was boven de veertig jaar.