NBG-vertaling 1951

Handelingen 26:5-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. daar zij sedert lange tijd van mij weten, indien zij het slechts willen getuigen, dat ik naar de meest nauwgezette partij van onze godsdienst, als Farizeeër, geleefd heb.

6. En nu sta ik voor het gerecht om mijn hoop op de belofte, die door God aan onze vaderen gedaan is;

7. welke onze twaalf stammen, door voortdurend nacht en dag God te vereren, hopen te bereiken. Om deze hoop, o koning, word ik door Joden aangeklaagd.

8. Waarom wordt het bij u ongelofelijk geacht, als God doden opwekt?