26. Want de koning weet van deze dingen en tot hem spreek ik vrijmoedig, want ik kan niet geloven, dat hem iets van deze dingen onbekend is; dit is immers niet in een uithoek geschied.
27. Koning Agrippa, gelooft gij de profeten? Ik weet, dat gij ze gelooft!
28. Maar Agrippa zeide tot Paulus: Gij wilt mij wel spoedig als Christen laten optreden!