NBG-vertaling 1951

Handelingen 21:9-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Deze had vier ongehuwde dochters, die profetessen waren.

10. En toen wij daar verscheidene dagen bleven, kwam uit Judea een zeker profeet, genaamd Agabus.

11. Toen deze bij ons gekomen was, nam hij de gordel van Paulus, en zich voeten en handen bindende, zeide hij: Dit zegt de heilige Geest: De man, van wie deze gordel is, zullen de Joden te Jeruzalem zo binden en uitleveren in de handen der heidenen.

12. Toen wij dit hoorden, verzochten zowel wij als de broeders daar ter plaatse hem, niet op te gaan naar Jeruzalem.

13. Toen antwoordde Paulus: Wat doet gij, dat gij weent en mijn hart week maakt? Want ik voor mij ben bereid, niet alleen gebonden te worden, maar ook te sterven te Jeruzalem voor de naam van de Here Jezus.

14. En toen hij niet te overreden was, hielden wij ons stil en zeiden: De wil des Heren geschiede.

15. En na die dagen maakten wij ons reisvaardig en gingen op naar Jeruzalem;

16. en met ons gingen ook enige van de discipelen uit Caesarea mede, die ons brachten bij een zekere Mnason van Cyprus, een der eerste discipelen, wiens gasten wij zouden zijn.

17. En toen wij te Jeruzalem kwamen, heetten de broeders ons van harte welkom.

18. En de volgende dag ging Paulus met ons Jakobus bezoeken, en alle oudsten waren daarbij aanwezig.

19. En toen hij hen begroet had, verhaalde hij in bijzonderheden, wat God onder de heidenen door zijn dienst had verricht.

20. En zij loofden God, toen zij dit hoorden, en zeiden tot hem: Gij ziet, broeder, hoevele duizenden er onder de Joden gelovig zijn geworden en allen zijn zij ijveraars voor de wet;

21. nu heeft men hun van u verteld, dat gij alle Joden onder de heidenen afval van Mozes leert, door te zeggen, dat zij hun kinderen niet behoeven te besnijden, noch naar de gebruiken te leven.

22. Wat is dan het geval? Zij zullen stellig horen, dat gij aangekomen zijt.