NBG-vertaling 1951

Handelingen 2:8-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. En hoe horen wij hen dan een ieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn?

9. Parten, Meden, Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kapadocië, Pontus en Asia,

10. Frygië en Pamfylië, Egypte en de streken van Libië bij Cyrene, en hier verblijvende Romeinen, zowel Joden als Jodengenoten,

11. Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken.

12. En zij waren allen buiten zichzelf en geheel met de zaak verlegen, en zij zeiden de een tot de ander: Wat wil dit toch zeggen?

13. Maar anderen zeiden spottend: Zij hebben te veel zoete wijn gehad!