NBG-vertaling 1951

Handelingen 19:26-40 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. en gij ziet en hoort, dat deze Paulus een talrijke schare, niet alleen van Efeze, maar ook van bijna geheel Asia, overgehaald en afkerig gemaakt heeft door te zeggen, dat goden, die met handen worden gemaakt, geen goden zijn;

27. en wij lopen niet alleen gevaar, dat deze tak van arbeid niet meer in tel zal zijn, maar ook, dat het heiligdom van de grote godin Artemis van geen betekenis meer geacht zal worden, en dat zij ook van haar luister beroofd zal worden, zij, die door geheel Asia en de ganse wereld als godin wordt vereerd.

28. Toen zij nu dit hoorden, riepen zij in heftige opwinding: Groot is de Artemis der Efeziërs!

29. En de stad werd een en al verwarring en zij stormden als één man naar het theater en sleurden Gajus en Aristarchus, Macedonische reisgenoten van Paulus, mede.

30. En toen Paulus zich onder het volk wilde begeven, lieten de discipelen hem dit niet toe;

31. zelfs zonden enige van de oversten van Asia, die hem welgezind waren, hem de waarschuwing, zich niet in het theater te wagen.

32. Nu riep de een dit, de ander dat, want de volksvergadering was verward en de meesten wisten niet eens, waartoe zij samengekomen waren.

33. En uit de schare gaf men inlichtingen aan Alexander, die de Joden naar voren geschoven hadden, en Alexander wenkte met de hand en wilde een verdedigingsrede houden voor het volk.

34. Maar toen zij bemerkten, dat hij een Jood was, ging er één geroep van allen op, wel twee uren lang: Groot is de Artemis der Efeziërs!

35. Maar de secretaris der stad bracht de schare tot kalmte, doordat hij zeide: Mannen van Efeze! Wie ter wereld weet niet, dat de stad der Efeziërs de tempelbewaarster is van de grote Artemis en van het beeld, dat uit de hemel is gevallen?

36. Daar dit nu buiten kijf is, hebt gij u kalm te houden en niets overijlds te doen.

37. Want gij hebt deze mannen opgebracht, zonder dat zij tempelrovers zijn, of onze godin lasteren.

38. Indien derhalve Demetrius en zijn vakgenoten iets tegen iemand hebben in te brengen, er worden rechtszittingen gehouden en er zijn landvoogden; laten zij een aanklacht tegen elkander indienen.

39. En indien gij nog iets meer te verlangen hebt, zal dit in de wettige volksvergadering worden beslist.

40. Want wij lopen gevaar van oproer te worden aangeklaagd om de dag van heden, daar er geen enkele reden is aan te voeren, waarover wij verantwoording zullen kunnen afleggen, terzake van deze samenscholing. En met deze woorden ontbond hij de volksvergadering.