NBG-vertaling 1951

Handelingen 15:8-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. En God, die de harten kent, heeft getuigd door hun de heilige Geest te geven evenals ook aan ons,

9. zonder enig onderscheid te maken tussen ons en hen, door het geloof hun hart reinigende.

10. Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der discipelen te leggen, dat noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen?

11. Maar door de genade van de Here Jezus geloven wij behouden te worden op dezelfde wijze als zij.

12. En de gehele vergadering werd stil en zij hoorden Barnabas en Paulus verhalen wat al tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had.

13. En nadat dezen uitgesproken waren, nam Jakobus het woord en zeide: Mannen broeders, hoort naar mij!

14. Simeon heeft uiteengezet, hoe God van meet aan erop bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen.

15. En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven staat:

16. Daarna zal Ik wederkerenen de vervallen hut van David weder opbouwen,en wat daarvan is ingestort, zal Ik weder opbouwen,en Ik zal haar weder oprichten,

17. opdat het overige deel der mensen de Here zoeke,en alle heidenen, over welke mijn naam is uitgeroepen,spreekt de Here, die deze dingen doet,

18. welke van eeuwigheid bekend zijn.

19. Daarom ben ik van oordeel, dat men hen, die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet verder moet lastig vallen,

20. maar hun aanschrijven, dat zij zich hebben te onthouden van wat door de afgoden bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed.

21. Immers Mozes heeft van oudsher in iedere stad, die hem prediken, daar hij elke sabbat in de synagogen wordt voorgelezen.

22. Toen besloten de apostelen en de oudsten met de gehele gemeente mannen uit hun midden te kiezen en met Paulus en Barnabas naar Antiochië te zenden: Judas, genaamd Barsabbas, en Silas, mannen van aanzien onder de broeders.

23. En men schreef door hun bemiddeling: De apostelen en oudsten groeten als broeders de broeders uit de heidenen in Antiochië, Syrië en Cilicië.