29. Daarom ben ik ook zonder tegenspreken op uw uitnodiging gekomen. Ik zou nu wel willen weten, om welke reden gij mij uitgenodigd hebt.
30. En Cornelius zeide: Juist vóór vier dagen, van dit ogenblik af gerekend, was ik op het negende uur thuis in gebed;
31. en zie, een man stond voor mij in een blinkend kleed, en hij zeide: Cornelius, uw gebed is verhoord en aan uw aalmoezen is voor God gedacht geworden.