NBG-vertaling 1951

Genesis 38:7-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. En Er, de eerstgeborene van Juda, wekte het misnoegen des Heren op, en de Here doodde hem.

8. Toen zeide Juda tot Onan: Ga tot uws broeders vrouw, sluit met haar het zwagerhuwelijk en verwek voor uw broeder nakroost.

9. Maar Onan wist, dat het nakroost hem niet zou toebehoren, daarom, zo vaak hij tot de vrouw van zijn broeder kwam, verspilde hij het zaad op de grond, om aan zijn broeder geen nakroost te geven.

10. En hetgeen hij gedaan had, was kwaad in de ogen des Heren, en Hij doodde ook hem.

11. Toen zeide Juda tot zijn schoondochter Tamar: Ga als weduwe in het huis van uw vader wonen, totdat mijn zoon Sela groot is, want hij dacht: Dat ook hij niet sterve evenals zijn broeders. En Tamar ging in het huis van haar vader wonen.