NBG-vertaling 1951

Genesis 38:10-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. En hetgeen hij gedaan had, was kwaad in de ogen des Heren, en Hij doodde ook hem.

11. Toen zeide Juda tot zijn schoondochter Tamar: Ga als weduwe in het huis van uw vader wonen, totdat mijn zoon Sela groot is, want hij dacht: Dat ook hij niet sterve evenals zijn broeders. En Tamar ging in het huis van haar vader wonen.

12. Na verloop van vele dagen stierf de dochter van Sua, de vrouw van Juda. En toen Juda de rouwtijd ten einde gebracht had, ging hij naar de scheerders van zijn schapen, hij en zijn vriend Chira, de Adullamiet, naar Timna.

13. Toen aan Tamar bericht werd: Zie, uw schoonvader is naar Timna gegaan om zijn schapen te scheren,

14. trok zij haar weduwkleed uit, bedekte zich met een sluier, vermomde zich en ging zitten aan de ingang van Enaïm, dat aan de weg naar Timna ligt, omdat zij gezien had, dat Sela groot geworden was, en zij hem niet tot vrouw was gegeven.