NBG-vertaling 1951

Genesis 30:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Toen Rachel zag, dat zij Jakob geen kinderen baarde, werd Rachel jaloers op haar zuster, en zij zeide tot Jakob: Geef mij kinderen; zo niet, dan sterf ik.

2. Toen ontbrandde Jakobs toorn tegen Rachel, en hij zeide: Neem ik de plaats van God in, die u de vrucht van de schoot ontzegd heeft?

3. Maar zij zeide: Hier is mijn slavin Bilha, kom tot haar, en zij bare op mijn knieën, opdat ook ik uit haar gebouwd worde.

4. En zij gaf hem haar slavin Bilha tot vrouw; en Jakob kwam tot haar.

5. Bilha werd zwanger en baarde Jakob een zoon.

6. Toen zeide Rachel: God heeft mij recht verschaft, ook heeft Hij mij verhoord en mij een zoon gegeven; daarom gaf zij hem de naam Dan.