NBG-vertaling 1951

Filippenzen 1:20-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. naar mijn vurig verlangen en hopen, dat ik in geen enkel opzicht beschaamd zal staan, maar dat met alle vrijmoedigheid, zoals steeds, ook nú Christus zal worden grootgemaakt in mijn lichaam, hetzij door mijn leven, hetzij door mijn dood.

21. Want het leven is mij Christus en het sterven gewin.

22. Indien ik in het vlees blijf leven, betekent dat voor mij werken met vrucht, en wat ik moet kiezen, weet ik niet.

23. Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste;

24. maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil.

25. En in deze overtuiging weet ik, dat ik zal blijven en voortdurend bij u allen zijn, opdat gij verder moogt komen en u in het geloof verblijden.

26. Dan zult gij ruimschoots reden hebben om over mij te roemen in Christus Jezus, wanneer ik weder bij u kom.

27. Alleen, gedraagt u waardig het evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig blijf, ik van u moge horen, dat gij vaststaat in één geest, één van ziel medestrijdende voor het geloof aan het evangelie,

28. zonder dat gij u in enig opzicht door de tegenstanders laat beangstigen. Hierin is voor hen een aanwijzing van hún verderf, doch van úw behoud, en dat van Godswege.

29. Want aan u is de genade verleend, voor Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden,

30. in dezelfde strijd, die gij eens van mij hebt gezien en nu van mij hoort.