NBG-vertaling 1951

Ezra 8:7-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. van de zonen van Elam: Jesaja, de zoon van Atalja, en met hem zeventig personen van het mannelijk geslacht;

8. en van de zonen van Sefatja: Zebadja, de zoon van Michaël, en met hem tachtig personen van het mannelijk geslacht;

9. en van de zonen van Joab: Obadja, de zoon van Jechiël, en met hem tweehonderd achttien personen van het mannelijk geslacht;

10. en van de zonen van Bani: Selomit, de zoon van Josifja, en met hem honderd zestig personen van het mannelijk geslacht;

11. en van de zonen van Bebai: Zekarja, de zoon van Bebai, en met hem achtentwintig personen van het mannelijk geslacht;

12. en van de zonen van Azgad: Jochanan, de zoon van Hakkatan, en met hem honderd tien personen van het mannelijk geslacht;

13. en van de zonen van Adonikam: de lateren, en dit zijn hun namen: Elifelet, Jeïel, en Semaja, en met hen zestig personen van het mannelijk geslacht;

14. en van de zonen van Bigwai: Utai en Zabbud en zeventig personen van het mannelijk geslacht.

15. Ik vergaderde hen bij de rivier die naar Ahawa stroomt, en daar legerden wij ons drie dagen. Toen ik acht gaf op het volk en de priesters, vond ik daar niemand van de Levieten.