NBG-vertaling 1951

Ezra 2:38-53 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

38. de zonen van Paschur: duizend tweehonderd zevenenveertig;

39. de zonen van Charim: duizend zeventien.

40. De Levieten:de zonen van Jesua en Kadmiël, en wel de zonen van Hodawja, vierenzeventig.

41. De zangers:de zonen van Asaf: honderd achtentwintig.

42. De poortwachters:de zonen van Sallum, de zonen van Ater, de zonen van Talmon, de zonen van Akkub, de zonen van Chatita, de zonen van Sobai: in het geheel honderd negenendertig.

43. De tempelhorigen:de zonen van Sicha, de zonen van Chasufa, de zonen van Tabbaot;

44. de zonen van Keros, de zonen van Siaha, de zonen van Padon;

45. de zonen van Lebana, de zonen van Chagaba, de zonen van Akkub;

46. de zonen van Chagab, de zonen van Samlai, de zonen van Chanan;

47. de zonen van Giddel, de zonen van Gachar, de zonen van Reaja;

48. de zonen van Resin, de zonen van Nekoda, de zonen van Gazzam;

49. de zonen van Uzza, de zonen van Paseach, de zonen van Besai;

50. de zonen van Asna, de zonen van Meünim, de zonen van Nefussim;

51. de zonen van Bakbuk, de zonen van Chakufa, de zonen van Charchur;

52. de zonen van Baslut, de zonen van Mechida, de zonen van Charsa;

53. de zonen van Barkos, de zonen van Sisera, de zonen van Temach;