NBG-vertaling 1951

Ezra 10:15-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Alleen Jonatan, de zoon van Asaël, en Jachzeja, de zoon van Tikwa, verzetten zich hiertegen, en Mesullam en de Leviet Sabbetai vielen hun bij.

16. Maar zij die in de ballingschap waren geweest, deden zo. Toen zonderde de priester Ezra zich mannen af, familiehoofden, (ieder) voor zijn familie, allen bij name genoemd, en dezen begonnen zitting te houden op de eerste dag van de tiende maand om de zaak te onderzoeken,

17. en zij waren met alle mannen die vreemde vrouwen hadden gehuwd, gereed op de eerste dag van de eerste maand.

18. En onder de priesterzonen die vreemde vrouwen hadden gehuwd, bevonden zich: van de zonen van Jesua, de zoon van Josadak, en zijn broeders: Maäseja, Eliëzer, Jarib en Gedalja.

19. En zij gaven er hun hand op, dat zij hun vrouwen zouden wegzenden; hun schuldoffer nu was een ram uit de kudde vanwege hun schuld.

20. Van de zonen van Immer: Chanani en Zebadja;

21. van de zonen van Charim: Maäseja, Elia, Semaja, Jechiël en Uzzia;

22. en van de zonen van Paschur: Eljoënai, Maäseja, Jismaël, Netanel, Jozabad en Elasa.

23. En van de Levieten: Jozabad, Simi, Kelaja (dat is Kelita), Petachja, Jehuda en Eliëzer.