NBG-vertaling 1951

Ezechiël 36:14-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. daarom zult gij geen mensen meer verslinden en uw volk niet meer van kinderen beroven, luidt het woord van de Here Here.

15. Ik zal u de hoon der volken niet meer doen horen, de smaad der natiën zult gij niet meer dragen, en gij zult uw volk niet meer van kinderen beroven, luidt het woord van de Here Here.

16. Het woord des Heren kwam tot mij:

17. Mensenkind, toen het huis Israëls nog in zijn land woonde, heeft het dat verontreinigd door zijn handel en wandel. Als de maandelijkse onreinheid, zo was hun wandel in mijn ogen.

18. Daarom stortte Ik mijn grimmigheid over hen uit vanwege het bloed dat zij in het land vergoten hadden, en omdat zij het verontreinigd hadden door hun afgoden.

19. Ik verstrooide hen onder de volken, zodat zij over de landen verspreid raakten; naar hun handel en wandel richtte Ik hen.

20. En bij alle volken waar zij kwamen, ontheiligden zij mijn heilige naam, doordat men van hen zeide: Dezen zijn het volk des Heren, maar toch moesten zij weg uit zijn land.