NBG-vertaling 1951

Ezechiël 36:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Gij nu, mensenkind, profeteer over de bergen van Israël en zeg: Bergen van Israël, hoort het woord des Heren.

2. Zo zegt de Here Here: omdat de vijand van u gezegd heeft: ha, eeuwige hoogten zijn in ons bezit gekomen,

3. daarom profeteer en zeg: zo zegt de Here Here: juist omdat men u van alle kanten verwoest en vertreden heeft, opdat gij het bezit zoudt worden van het overblijfsel der volken, en omdat gij in opspraak gebracht en belasterd zijt door de mensen –

4. daarom, bergen van Israël, hoort het woord van de Here Here. Zo zegt de Here Here tot de bergen, de heuvels, de beekbeddingen en de dalen, tot de woeste puinhopen en de ontvolkte steden, die voor het overblijfsel der omwonende volken tot buit en tot een voorwerp van spot geworden zijn,

5. daarom, zo zegt de Here Here, voorwaar, in het vuur van mijn naijver heb Ik gesproken tot het overblijfsel der volken en tot geheel Edom, die met hartgrondige vreugde en diepe minachting mijn land voor zichzelf ten erfdeel hadden bestemd om het volkomen uit te plunderen;

6. daarom, profeteer over het land van Israël en zeg tot de bergen en de heuvels, tot de beekbeddingen en de dalen: zo zegt de Here Here: zie, Ik spreek in mijn naijver en in mijn grimmigheid: omdat gij de smaad der volken gedragen hebt,

7. daarom, zo zegt de Here Here, zweer Ik: voorwaar, de volken die rondom u wonen, zullen zelf hun smaad dragen.