NBG-vertaling 1951

Ezechiël 33:19-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. Doch wanneer een goddeloze zich van zijn goddeloosheid bekeert en naar recht en gerechtigheid handelt, dan zal hij daarom leven.

20. Maar gij zegt: De weg des Heren is niet recht. Ik zal u richten, ieder naar zijn eigen wegen, huis Israëls.

21. In het twaalfde jaar onzer ballingschap, in de tiende maand, op de vijfde der maand, kwam een vluchteling uit Jeruzalem tot mij met de tijding: De stad is gevallen!

22. De hand des Heren nu was op mij geweest op de avond voor de komst van de vluchteling; tegen de tijd dat deze des morgens tot mij kwam, opende Hij mijn mond. Toen was mijn mond geopend en was ik niet meer stom.

23. En het woord des Heren kwam tot mij: