NBG-vertaling 1951

Ezechiël 33:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Het woord des Heren kwam tot mij:

2. Mensenkind, spreek tot uw volksgenoten en zeg tot hen: wanneer Ik over een land het zwaard breng, en de inwoners van dat land hebben uit hun midden iemand gekozen en tot wachter aangesteld,

3. en deze ziet het zwaard over dat land komen, en blaast op de bazuin en waarschuwt het volk –

4. als dan iemand wel het geluid van de bazuin hoort, maar zich niet laat waarschuwen, en het zwaard komt en rukt hem weg, dan komt diens bloed over zijn eigen hoofd.

5. Hij heeft het geluid van de bazuin gehoord, maar zich niet laten waarschuwen; zijn bloed komt over hemzelf; als hij zich had laten waarschuwen, zou hij zijn leven hebben gered.

6. Maar wanneer de wachter het zwaard ziet komen, doch niet op de bazuin blaast, zodat het volk niet gewaarschuwd wordt – en het zwaard komt en rukt iemand van hen weg, dan wordt hij wel weggerukt in zijn eigen ongerechtigheid, maar van zijn bloed zal Ik de wachter rekenschap vragen.

7. Gij nu, mensenkind, u heb Ik tot wachter over het huis Israëls aangesteld. Wanneer gij een woord uit mijn mond hoort, zult gij hen uit mijn naam waarschuwen.

8. Als Ik tot de goddeloze zeg: Goddeloze, gij zult zeker sterven, – maar gij spreekt niet om de goddeloze te waarschuwen voor zijn weg, dan zal die goddeloze in zijn eigen ongerechtigheid sterven, maar van zijn bloed zal Ik u rekenschap vragen.