30. Steek het zwaard weer in de schede. In de plaats waar gij geschapen zijt, in uw land van herkomst zal Ik u richten.
31. Ik zal mijn gramschap over u uitstorten; met het vuur van mijn verbolgenheid zal Ik tegen u blazen en u overgeven in de macht van redeloze mensen die verderf smeden.
32. Voedsel zult gij zijn voor het vuur; midden in het land zal uw bloed stromen, en aan u zal niet meer gedacht worden, want Ik, de Here, heb het gesproken.