NBG-vertaling 1951

Ezechiël 21:3-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. en zeg tot het land Israëls: Alzo zegt de Here: zie, Ik zàl u! Ik zal mijn zwaard uit de schede trekken en onder u uitroeien zowel de rechtvaardige als de goddeloze.

4. Omdat Ik zowel de rechtvaardige als de goddeloze onder u zal uitroeien, daarom zal mijn zwaard de schede verlaten tegen al wat leeft, van zuid tot noord.

5. En al wat leeft zal weten, dat Ik, de Here, mijn zwaard uit de schede getrokken heb; het zal daarin niet weerkeren.

6. En gij, mensenkind, zucht als een gebroken man; ja, zucht in hun bijzijn van bittere smart.

7. Wanneer zij dan tot u zeggen: Waarover zucht gij? zult gij antwoorden: Over de tijding, bij welker komst elks hart zal wegsmelten, alle handen zullen verslappen, elks geest zal versagen en alle knieën van water zullen druipen. Zie, het komt en het geschiedt, luidt het woord van de Here Here.

8. Het woord des Heren kwam tot mij:

9. Mensenkind, profeteer en zeg: Zo zegt de Here: zeg: een zwaard, een zwaard!

10. Het is gescherpt en ook gewet. Om een bloedbad te kunnen aanrichten is het gescherpt, om als een bliksem te kunnen flikkeren is het gewet. Zouden wij ons dan verblijden? – De staf van mijn zoon veracht alle hout. –

11. Ja, men liet het wetten, om het ter hand te nemen; het is gescherpt en gewet, het zwaard, om in moordenaarshand te worden gegeven.

12. Schreeuw het uit en weeklaag, mensenkind, want dit is gericht tegen mijn volk; het is gericht tegen alle vorsten van Israël; aan het zwaard zullen zij overgeleverd worden, zij en mijn volk. Daarom, sla u op de heup.

13. Want de proef is geleverd; en hoe zal het zijn, als ook de staf die veracht, er niet meer wezen zal? luidt het woord van de Here Here.

14. En gij, mensenkind, profeteer en klap in de handen, opdat het zwaard verdubbeld en verdrievoudigd worde. Moordend is dat zwaard, een zwaard van grote moord, dat om hen heen suist,

15. opdat het hart siddere en velen neergeveld worden. Bij al hun poorten heb Ik voor het zwaard een slachtplaats gemaakt. Ach, het is gemaakt om te bliksemen; het is gewet ter slachting.

16. Snijd scherp; keer u naar rechts; val aan; keer u naar links; overal waarheen uw snede gericht is.

17. En Ik zelf zal in de handen klappen en mijn grimmigheid laten uitwoeden. Ik, de Here, heb het gesproken.

18. Het woord des Heren kwam tot mij:

19. En gij, mensenkind, teken twee wegen, waarlangs het zwaard van de koning van Babel komen kan; van hetzelfde land zullen beide uitgaan. En zet een handwijzer; zet er een aan het begin van de weg die naar een stad leidt;