NBG-vertaling 1951

Ezechiël 21:21-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. Want de koning van Babel zal aan de tweesprong staan, aan het begin van de twee wegen en waarzeggerij plegen; hij zal de pijlen schudden; hij zal de terafim raadplegen; hij zal de lever bezien.

22. In zijn rechterhand zal het lot zijn, dat Jeruzalem aanwijst, om er stormrammen op te stellen, om er de mond te openen tot moordgeschreeuw, er de stem te verheffen tot een krijgskreet, om er stormrammen op te stellen tegen de poorten, een wal op te werpen en een schans te bouwen.

23. Wel is dit in hun ogen een bedrieglijke waarzeggerij – dure eden zwoeren zij – maar hij zal hun ongerechtigheid in herinnering brengen, opdat zij gegrepen worden.

24. Daarom, zo zegt de Here Here, omdat gij uw ongerechtigheid in herinnering brengt, doordat uw overtredingen openbaar worden, zodat uw zonden zichtbaar zijn in al uw handelingen – omdat men zich uwer herinnert, zult gij met de hand gegrepen worden.

25. En gij onheilige, goddeloze, vorst van Israël, wiens dag komt ten tijde van de eindafrekening,

26. zo zegt de Here Here: Neem weg die tulband! zet af die kroon! Zo zal het niet blijven. Verhoog wat laag is; verlaag wat hoog is.

27. Een puinhoop, een puinhoop, een puinhoop zal Ik ze maken. Maar ook zo zal het niet blijven. Totdat hij komt, die er recht op heeft en aan wie Ik het geven zal.

28. Gij mensenkind, profeteer en zeg: Zo zegt de Here Here van de Ammonieten en van hun gesmaad; zeg: zwaard, zwaard, ontbloot om te slachten, gewet om toe te slaan, om te bliksemen –

29. terwijl men voor u bedrieglijke dingen schouwt en u leugen waarzegt – om u te zetten op de halzen van goddelozen, onheiligen, wier dag komt ten tijde van de eindafrekening –!

30. Steek het zwaard weer in de schede. In de plaats waar gij geschapen zijt, in uw land van herkomst zal Ik u richten.