11. Ja, men liet het wetten, om het ter hand te nemen; het is gescherpt en gewet, het zwaard, om in moordenaarshand te worden gegeven.
12. Schreeuw het uit en weeklaag, mensenkind, want dit is gericht tegen mijn volk; het is gericht tegen alle vorsten van Israël; aan het zwaard zullen zij overgeleverd worden, zij en mijn volk. Daarom, sla u op de heup.
13. Want de proef is geleverd; en hoe zal het zijn, als ook de staf die veracht, er niet meer wezen zal? luidt het woord van de Here Here.