NBG-vertaling 1951

Ezechiël 20:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. In het zevende jaar, in de vijfde maand, op de tiende der maand, kwamen er mannen uit de oudsten van Israël om de Here te raadplegen, en zetten zich voor mij neer.

2. Toen kwam het woord des Heren tot mij:

3. Mensenkind, spreek met de oudsten van Israël en zeg tot hen: zo zegt de Here Here: zijt gij gekomen om Mij te raadplegen? Zo waar Ik leef, Ik laat Mij door u niet raadplegen, luidt het woord van de Here Here.

4. Wilt gij hen oordelen, wilt gij oordelen, mensenkind? Maak hun de gruwelen van hun vaderen bekend,

5. en zeg tot hen: zo zegt de Here Here: ten dage dat Ik Israël uitverkoos, zwoer Ik een eed aan het geslacht van het huis Jakobs en Ik maakte Mij aan hen bekend in het land Egypte; ja, Ik zwoer hun een eed, zeggende: Ik ben de Here, uw God.

6. Te dien dage zwoer Ik hun, dat Ik hen uit het land Egypte zou leiden naar een land dat Ik voor hen uitgezocht had, vloeiende van melk en honig; een sieraad is het onder alle landen.