NBG-vertaling 1951

Ezechiël 16:20-35 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. dat gij de zonen en dochters die gij Mij gebaard hadt, genomen en ten offer gebracht hebt, hun tot spijze. Was uw ontucht niet voldoende,

21. dat gij ook mijn zonen geslacht hebt en die hebt overgegeven door ze voor hen te verbranden?

22. Bij al uw gruwelen en uw ontucht hebt gij niet gedacht aan de dagen van uw jeugd, toen gij naakt en bloot waart en laagt te trappelen in uw bloed.

23. En na al uw boosheid – wee, wee u! luidt het woord van de Here Here –

24. hebt gij u een verhoging gebouwd en een verhevenheid op elk plein gemaakt.

25. Op elk kruispunt hebt gij uw verhevenheid gebouwd, uw schoonheid weggeschonken, u aan iedere voorbijganger schaamteloos aangeboden en veel ontucht gepleegd.

26. Ook hebt gij ontucht gepleegd met de Egyptenaren, uw wellustige naburen; veel ontucht hebt gij gepleegd, waarmee gij Mij hebt gekrenkt.

27. Maar zie, Ik heb mijn hand tegen u uitgestrekt, het u toegewezen deel verkleind en u overgegeven aan het goeddunken van wie u haten: de dochters der Filistijnen, die zich schamen over uw schandelijke levenswijze.

28. Bovendien hebt gij ontucht gepleegd met de Assyriërs, omdat gij niet te bevredigen waart; ja, gij hebt ontucht met hen gepleegd en toch zijt gij niet bevredigd geworden.

29. Eveneens hebt gij veel ontucht gepleegd met het handelsland Chaldea, maar ook daardoor werdt gij niet bevredigd.

30. Hoe werdt gij door hartstocht verteerd, luidt het woord van de Here Here, dat gij dit alles gedaan hebt, het werk van een brutale hoer,

31. dat gij uw verhoging gebouwd hebt op elk kruispunt en uw verhevenheid gemaakt op elk plein. Toch hebt gij u zelfs niet als een hoer gedragen, omdat gij het loon van een hoer versmaaddet.

32. Zo’n overspelige vrouw, die vreemden aanhaalt, terwijl zij gehuwd is!

33. Aan alle hoeren geeft men geschenken, maar gij gaaft zelf geschenken aan al uw minnaars en loktet hen daarmee om van alle kanten naar u toe te komen en ontucht met u te plegen.

34. Zo was het bij u in uw ontucht juist omgekeerd als bij andere vrouwen; want men liep u niet als hoer achterna, maar, terwijl gij zelf het loon van een hoer gaaft, werd er aan u geen gegeven. Zo was het met u juist omgekeerd.

35. Daarom, hoer, hoor het woord des Heren.