NBG-vertaling 1951

Exodus 29:18-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. Dan zult gij de gehele ram op het altaar in rook doen opgaan; het is een brandoffer voor de Here, met een liefelijke reuk; het is een vuuroffer voor de Here.

19. Dan zult gij de andere ram nemen, en Aäron en zijn zonen zullen hun handen op de kop van de ram leggen.

20. Gij zult de ram slachten, van zijn bloed nemen en het strijken aan de rechter oorlel van Aäron en aan die van zijn zonen, aan hun rechterduim en aan hun rechter grote teen, en gij zult de rest van het bloed rondom op het altaar sprengen.

21. Gij zult van het bloed, dat op het altaar is, en van de zalfolie nemen en sprenkelen op Aäron en op zijn klederen, en ook op zijn zonen en op de klederen van zijn zonen; en hij zal heilig zijn, hij en zijn klederen, en ook zijn zonen en de klederen van zijn zonen.

22. Gij zult van de ram nemen het vet, de vetstaart, het vet dat de ingewanden bedekt, het aanhangsel aan de lever, de beide nieren, het vet dat daaraan zit, de rechterschenkel – het is een ram ter inwijding –,