NBG-vertaling 1951

Ester 2:10-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. Ester had haar volk en haar afkomst niet bekendgemaakt, daar Mordekai haar geboden had, dat zij die niet zou bekendmaken.

11. En iedere dag opnieuw wandelde Mordekai voor de voorhof van het vrouwenhuis om te vernemen, hoe het met Ester ging en wat er met haar zou gebeuren.

12. Wanneer nu een meisje aan de beurt was om bij koning Ahasveros te komen, nadat zij gedurende twaalf maanden aan de voor de vrouwen geldende bepalingen onderworpen was geweest – want de tijd voor het gebruik van de schoonheidsmiddelen werd aldus ingedeeld: zes maanden met mirreolie en zes maanden met balsem en schoonheidsmiddelen der vrouwen –,

13. dan kwam het meisje aldus tot de koning: men gaf haar alles wat zij uit het vrouwenhuis naar het koninklijk paleis begeerde mede te nemen.

14. Des avonds kwam zij binnen en des morgens keerde zij terug in een tweede vrouwenhuis, onder opzicht van Saäsgaz, de hoveling des konings, de bewaker der bijvrouwen. Zij mocht niet weer bij de koning komen, tenzij de koning behagen in haar had en zij bij name geroepen werd.

15. Toen nu Ester, de dochter van Abichaïl, de oom van Mordekai, die haar als dochter had aangenomen, aan de beurt was om tot de koning te gaan, begeerde zij niets dan wat Hegai, de hoveling des konings, de bewaker der vrouwen, aanried.En Ester verwierf de genegenheid van allen die haar zagen.

16. Zo werd dan Ester tot koning Ahasveros gebracht in zijn koninklijk paleis in de tiende maand – dat is de maand Tebet – in het zevende jaar van zijn regering.

17. De koning kreeg Ester lief boven alle vrouwen en zij ontving van hem meer genegenheid en liefde dan alle andere maagden, zodat hij de koninklijke kroon op haar hoofd zette en haar tot koningin verhief in de plaats van Wasti.

18. Toen richtte de koning een groot feestmaal aan voor al zijn vorsten en dienaren, het feestmaal van Ester, terwijl hij aan de gewesten vrijstelling van belasting gaf en geschenken uitdeelde, zoals men dat van de koning verwachten mocht.

19. Toen nu voor de tweede maal maagden bijeengebracht werden en Mordekai in de poort des konings zat –

20. Ester had haar afkomst en haar volk niet bekendgemaakt, zoals Mordekai haar geboden had; want Ester bleef naar het woord van Mordekai handelen, zoals toen zij bij hem opgevoed werd –,

21. in die dagen dan, toen Mordekai in de poort des konings zat, werden Bigtan en Teres, twee hovelingen des konings, behorende tot de dorpelwachters, zeer verbitterd en zij trachtten aan koning Ahasveros de hand te slaan.

22. Mordekai kwam dit echter te weten en hij vertelde het aan koningin Ester en Ester zeide het de koning namens Mordekai.

23. De zaak werd toen onderzocht en juist bevonden, en die twee werden op een paal gespietst. En het werd in de kronieken opgeschreven in tegenwoordigheid des konings.