NBG-vertaling 1951

Deuteronomium 7:10-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. maar aan ieder persoonlijk van hen die Hem haten, oefent Hij vergelding door hem te gronde te richten; Hij stelt het niet uit voor wie Hem haat, aan hem persoonlijk vergeldt Hij het.

11. Onderhoud dus het gebod, de inzettingen en verordeningen, die ik u heden gebied na te komen.

12. Het zal geschieden, omdat gij aan deze verordeningen gehoor geeft en ze naarstig onderhoudt, dat de Here, uw God, jegens u het verbond en de goedertierenheid zal bevestigen, die Hij aan uw vaderen met een eed bekrachtigd heeft;

13. Hij zal u liefhebben, zegenen en talrijk maken; Hij zal zegenen de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw bodem, uw koren, most en olie, de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee, in het land, waarvan Hij uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het u geven zou.

14. Gezegend zult gij zijn boven alle volken; er zal geen onvruchtbare zijn onder uw mannen of vrouwen, noch onder uw vee.

15. De Here zal alle ziekten van u afwenden, en geen van de boze kwalen van Egypte, die gij kent, zal Hij u opleggen, maar Hij zal die brengen over allen die u haten.

16. Gij zult alle volken die de Here, uw God, u geven zal, verslinden; gij zult hen niet ontzien en hun goden niet dienen, want dat zou u tot een valstrik worden.

17. Wanneer gij bij uzelf zoudt zeggen: Deze volken zijn talrijker dan ik, hoe zou ik dan in staat zijn hen te verdrijven?