NBG-vertaling 1951

2 Kronieken 29:21-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. En zij brachten zeven stieren, zeven rammen, zeven schapen en zeven geitebokken tot een zondoffer voor het koningshuis, voor het heiligdom en voor Juda. Hij beval de zonen van Aäron, de priesters, die op het altaar des Heren te offeren.

22. Toen slachtten zij de runderen, en de priesters namen het bloed in ontvangst en sprengden het op het altaar. Daarna slachtten zij de rammen en sprengden het bloed op het altaar. Vervolgens slachtten zij de schapen en sprengden het bloed op het altaar.

23. Voorts brachten zij de bokken van het zondoffer voor het aangezicht van de koning en de gemeente, en zij legden er de handen op.

24. En de priesters slachtten ze en offerden het bloed daarvan als zondoffer op het altaar, om over geheel Israël verzoening te doen, want de koning had bevolen, dat het een brandoffer en een zondoffer voor geheel Israël zou zijn.

25. Hij stelde de Levieten bij het huis des Heren op, met cimbalen, harpen en citers overeenkomstig het gebod van David en van Gad, des konings ziener, en van de profeet Natan, want het gebod was gegeven door de Here, door bemiddeling van zijn profeten.

26. En de Levieten stonden opgesteld met de instrumenten van David, en de priesters met de trompetten.

27. Toen beval Hizkia het brandoffer op het altaar te offeren. En op het ogenblik, dat het brandoffer een aanvang nam, werd een lied des Heren aangeheven en klonk trompetgeschal, begeleid door de instrumenten van David, de koning van Israël.

28. De gehele gemeente boog zich neer, men zong het lied en blies op de trompetten – dit alles, totdat het brandoffer voleindigd was.

29. Toen zij met offeren gereed waren, knielden de koning en allen die zich bij hem bevonden, en bogen zich neer.

30. Vervolgens bevalen koning Jechizkia en de oversten de Levieten, de Here te loven met de woorden van David en van de ziener Asaf. En zij zongen de lofzang met vreugde, knielden en bogen zich neer.

31. Toen nam Jechizkia het woord en zeide: Nu hebt gij u de Here gewijd. Treedt nader en brengt slachtoffers en lofoffers voor het huis des Heren. En de gemeente bracht slachtoffers en lofoffers; ook bracht ieder die daartoe van harte bereid was, brandoffers.

32. Het aantal brandoffers dat de gemeente bracht, was zeventig runderen, honderd rammen en tweehonderd schapen. Deze dienden alle tot een brandoffer voor de Here.

33. En de heilige gaven bestonden uit zeshonderd runderen en drieduizend stuks kleinvee.