NBG-vertaling 1951

2 Kronieken 24:13-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Toen gingen de werklieden aan de arbeid, en het herstellingswerk vorderde onder hun handen: zij vernieuwden het huis Gods naar het oorspronkelijk bestek en brachten het in goede staat.

14. Toen zij klaar waren, brachten zij de rest van het geld naar de koning en Jojada; deze maakte daarvan allerlei voorwerpen voor het huis des Heren: gerei voor de dienst en het offer, ook schalen, en ander gouden en zilveren gerei. Zolang Jojada leefde, bracht men voortdurend brandoffers in het huis des Heren.

15. Jojada werd oud en van het leven verzadigd, en stierf. Hij was, toen hij stierf, honderd dertig jaar oud.

16. Men begroef hem in de stad Davids bij de koningen, want hij had gedaan wat goed was in Israël, zowel jegens God als jegens zijn huis.

17. Maar na de dood van Jojada kwamen de oversten van Juda en bogen zich voor de koning neer; toen luisterde de koning naar hen.

18. Zij verlieten het huis van de Here, de God hunner vaderen, en dienden de gewijde palen en de afgodsbeelden, zodat er toorn kwam over Juda en Jeruzalem wegens deze schuld van hen.

19. En de Here zond onder hen profeten om hen tot Zich te doen terugkeren; hoewel dezen hen ernstig waarschuwden, luisterden zij niet.

20. Toen vervulde de Geest Gods Zekarja, de zoon van de priester Jojada, en hij ging tegenover het volk staan en zeide tot hen: Zo zegt God: waarom overtreedt gij de geboden des Heren en wilt gij niet voorspoedig zijn? Omdat gij de Here verlaten hebt, heeft Hij u verlaten.

21. Maar zij maakten een samenzwering tegen hem en stenigden hem op bevel van de koning in de voorhof van het huis des Heren.