NBG-vertaling 1951

2 Korinthiërs 6:4-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. maar wij doen onszelf in alles kennen als dienaren Gods: in veel dulden, in verdrukkingen, in noden, in benauwdheden,

5. in slagen, in gevangenschappen, in oproeren, in moeiten, in nachten zonder slaap, in dagen zonder eten,

6. in reinheid, in kennis, in lankmoedigheid, in rechtschapenheid, in de heilige Geest, in ongeveinsde liefde,

7. in de prediking van de waarheid, in de kracht Gods; met de wapenen der gerechtigheid in de rechterhand en in de linkerhand;

8. onder eer en smaad, in kwaad gerucht en goed gerucht; als verleiders en toch betrouwbaar;

9. als niet bekend en toch wèl bekend; als stervend en zie, wij leven; als getuchtigd, maar niet ten dode;

10. als bedroefd, maar altijd blijde; als arm, maar velen rijk makend; als niets hebbend en toch alles bezittend.

11. Onze mond heeft zich tegen u geopend, Korintiërs, ons hart staat wijd open;

12. bij ons vindt gij niet te weinig ruimte, maar in uw binnenste is het te eng.

13. Maar dan ook gelijk op, – ik spreek als tot mijn kinderen – gij moet ook ruimer worden.

14. Vormt geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeen met wetteloosheid, of welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis?