NBG-vertaling 1951

2 Koningen 2:20-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. Toen zeide hij: Haalt mij een nieuwe schotel en doet er zout in. Zij haalden hem er een.

21. Daarop ging hij naar de waterwel, wierp het zout daarin en zeide: Zo zegt de Here: Ik maak dit water gezond; daaruit zal geen dood of misgeboorte meer voortkomen.

22. En het water werd gezond, tot op deze dag, volgens het woord, dat Elisa gesproken had.

23. Vandaar ging hij naar Betel. En toen hij de weg opklom, kwamen er kleine knapen uit de stad, die de spot met hem dreven en hem toeriepen: Kom op, kaalkop! Kom op, kaalkop!

24. Toen wendde hij zich om, zag hen en vervloekte hen in de naam des Heren. Toen kwamen er twee berinnen uit het woud en verscheurden tweeënveertig van die kinderen.

25. En hij ging vandaar naar de berg Karmel, en vandaar keerde hij terug naar Samaria.