NBG-vertaling 1951

1 Kronieken 21:19-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. En David ging heen, naar het woord van Gad, dat deze in de naam des Heren had gesproken.

20. Ornan nu keerde zich om en zag de engel; zijn vier zonen, die bij hem waren, verborgen zich; Ornan was aan het tarwe dorsen.

21. Toen David bij Ornan kwam, en deze opzag en David bemerkte, kwam hij van de dorsvloer af en boog zich voor David neer met het aangezicht ter aarde.

22. David zeide tot Ornan: Geef mij de plaats van de dorsvloer, om daarop een altaar voor de Here te bouwen; geef ze mij voor de volle prijs, opdat de plaag van het volk moge ophouden.

23. Maar Ornan zeide tot David: Neem haar; mijn heer de koning doe wat hem goeddunkt. Zie, ik geef de runderen ten brandoffer, de dorssleden tot brandhout en de tarwe ten spijsoffer, alles geef ik.

24. Doch koning David zeide tot Ornan: Neen, maar ik wil stellig de volle prijs geven, want ik wil niet wat u behoort, aan de Here opdragen en geen brandoffer brengen dat mij niets kost.

25. En David gaf Ornan voor die plaats zeshonderd gouden sikkels in gewicht.

26. David bouwde daar een altaar voor de Here, bracht brandoffers, en vredeoffers, en riep tot de Here, die hem antwoordde met vuur uit de hemel op het brandofferaltaar.

27. Toen gaf de Here de engel bevel, zijn zwaard in de schede te steken.

28. Op dat tijdstip, toen David zag, dat de Here hem op de dorsvloer van de Jebusiet Ornan geantwoord had, offerde hij daar.

29. De tabernakel des Heren, die Mozes gemaakt had in de woestijn, en het brandofferaltaar stonden in die tijd wel op de hoogte te Gibeon,

30. maar David kon daar niet voor God verschijnen om Hem te zoeken, want hij was bevangen door schrik voor het zwaard van de engel des Heren.