NBG-vertaling 1951

1 Korinthiërs 12:14-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. Want het lichaam bestaat toch ook niet uit één lid, maar uit vele leden.

15. Indien de voet zeggen zou: omdat ik niet de hand ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort hij daarom niet tot het lichaam?

16. En indien het oor zeggen zou: omdat ik niet het oog ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort het daarom niet tot het lichaam?

17. Als het lichaam geheel en al oog was, waar bleef het gehoor? Als het geheel en al gehoor was, waar bleef de reuk?

18. Nu heeft God echter de leden, elk in het bijzonder, hun plaats in het lichaam aangewezen, zoals Hij heeft gewild.

19. Indien zij alle één lid vormden, waar bleef het lichaam?

20. Maar nu zijn er wel vele leden, doch slechts één lichaam.

21. En het oog kan niet zeggen tot de hand: ik heb u niet nodig, of ook het hoofd tot de voeten: ik heb u niet nodig.