NBG-vertaling 1951

1 Koningen 8:45-60 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

45. hoor dan in de hemel naar hun gebed en smeking, en verschaf hun recht.

46. Wanneer zij tegen U zondigen – er is immers geen mens die niet zondigt – en Gij op hen toornig wordt en hen overlevert aan een vijand, zodat men hen als gevangenen wegvoert naar het land van de vijand, ver of nabij,

47. wanneer zij het dan ter harte nemen in het land waarheen zij weggevoerd zijn, zich bekeren, en tot U smeken in het land van wie hen weggevoerd hebben en zeggen: wij hebben gezondigd, ongerechtigheid bedreven en goddeloos gehandeld,

48. wanneer zij zich dan tot U bekeren met hun gehele hart en hun gehele ziel in het land hunner vijanden die hen weggevoerd hebben, en wanneer zij tot U bidden in de richting van het land dat Gij hun vaderen gegeven hebt, van de stad die Gij verkoren hebt, en van dit huis dat ik voor uw naam gebouwd heb –

49. hoor dan in de hemel, de vaste plaats uwer woning, naar hun gebed en smeking en verschaf hun recht.

50. Vergeef uw volk hetgeen waarin zij tegen U gezondigd hebben, en al hun overtredingen die zij tegen U begaan hebben, en geef hun barmhartigheid bij degenen die hen weggevoerd hebben, zodat zij zich over hen erbarmen,

51. want zij zijn uw volk en uw erfdeel dat Gij uit Egypte hebt geleid, midden uit de ijzeroven.

52. Laten dan uw ogen geopend zijn voor de smeking van uw knecht en voor de smeking van uw volk Israël, en hoor naar hen, zo dikwijls zij tot U roepen,

53. want Gij hebt hen U ten erfdeel afgezonderd uit alle volken der aarde, zoals Gij gesproken hebt door de dienst van uw knecht Mozes, toen Gij onze vaderen uit Egypte hebt geleid, Here Here.

54. Toen Salomo dit gehele gebed en deze smeking tot de Here beëindigd had, stond hij op van vóór het altaar des Heren uit zijn knielende houding, waarbij zijn handen naar de hemel uitgebreid waren

55. en staande zegende hij de gehele gemeente van Israël met luider stem:

56. Geprezen zij de Here, die zijn volk Israël rust gegeven heeft volgens alles wat Hij gesproken heeft; er is niet één woord onvervuld gebleven van al zijn goede woorden, die Hij door de dienst van zijn knecht Mozes gesproken heeft.

57. De Here, onze God, zij met ons, zoals Hij met onze vaderen geweest is; Hij verlate en verwerpe ons niet,

58. maar neige ons hart tot Zich, om al zijn wegen te bewandelen, en de geboden, inzettingen en verordeningen in acht te nemen, die Hij aan onze vaderen geboden heeft.

59. Mogen deze mijn woorden, die ik voor het aangezicht des Heren gesmeekt heb, des daags en des nachts nabij de Here, onze God, zijn, opdat Hij zijn knecht en zijn volk Israël recht verschaffe dag aan dag,

60. opdat alle volken der aarde mogen weten, dat de Here God is en niemand meer,