NBG-vertaling 1951

1 Koningen 7:32-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

32. De vier raderen waren beneden de sluitplaten, en de steunsels der raderen waren aan het onderstel; en de hoogte van één rad was anderhalve el.

33. De vorm van de raderen was als die van een wagenrad; hun steunsels echter, velgen, spaken en naven, waren geheel van gietwerk.

34. Wat nu de vier handvatten betreft aan de vier hoeken van elk onderstel: aan het onderstel zaten zijn handvatten vast.

35. En aan de bovenkant van het onderstel was een rand van een halve el hoog, geheel rond; en boven aan het onderstel zaten zijn handvatten en zijn sluitplaten vast.

36. En hij graveerde op de vlakken van zijn handvatten en op zijn sluitplaten cherubs, leeuwen en palmen, naardat elk ruimte bood, en kransen rondom.

37. Aldus maakte hij de tien onderstellen; zij waren alle van één gietsel, één maat, één vorm.

38. Verder maakte hij tien koperen bekkens, veertig bath kon elk bekken bevatten, vier el (mat) elk bekken, één bekken op elk van de tien onderstellen.

39. En hij plaatste de onderstellen: vijf aan de rechtervleugel van het huis en vijf aan de linkervleugel; en de zee plaatste hij aan de rechtervleugel van het huis, naar het zuidoosten.