NBG-vertaling 1951

1 Koningen 7:25-36 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. Zij stond op twaalf runderen, waarvan drie noordwaarts gekeerd waren, drie westwaarts, drie zuidwaarts en drie oostwaarts, en de zee rustte boven op hen, en al hun achterdelen waren binnenwaarts gewend.

26. Haar dikte was een handbreed en haar rand was in de vorm van een bekerrand, een leliekelk. Zij had een inhoud van tweeduizend bath.

27. Verder maakte hij de onderstellen, en wel tien, van koper; vier el was de lengte van één onderstel, vier el de breedte en drie el zijn hoogte.

28. Aldus was de vorm van een onderstel: er waren sluitplaten aan, en wel sluitplaten tussen de stijlen.

29. Op de sluitplaten tussen de stijlen stonden leeuwen, runderen en cherubs, en op de stijlen evenzo; boven en beneden de leeuwen en de runderen waren afhangende kransen.

30. Dan waren aan één onderstel vier koperen raderen alsmede koperen assen; ook waren aan de vier hoekstijlen handvatten, onder het bekken waren de handvatten gegoten, tegenover elk waren kransen.

31. En de opening daarvan was binnen de handvatten en een el verderop, en zijn opening was rond, bij wijze van een voetstuk, anderhalve el (diep); en ook aan de opening was beeldwerk, doch hun sluitplaten vormden een vierkant, waren dus niet rond.

32. De vier raderen waren beneden de sluitplaten, en de steunsels der raderen waren aan het onderstel; en de hoogte van één rad was anderhalve el.

33. De vorm van de raderen was als die van een wagenrad; hun steunsels echter, velgen, spaken en naven, waren geheel van gietwerk.

34. Wat nu de vier handvatten betreft aan de vier hoeken van elk onderstel: aan het onderstel zaten zijn handvatten vast.

35. En aan de bovenkant van het onderstel was een rand van een halve el hoog, geheel rond; en boven aan het onderstel zaten zijn handvatten en zijn sluitplaten vast.

36. En hij graveerde op de vlakken van zijn handvatten en op zijn sluitplaten cherubs, leeuwen en palmen, naardat elk ruimte bood, en kransen rondom.