NBG-vertaling 1951

1 Koningen 22:5-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. Maar Josafat zeide tot de koning van Israël: Vraag toch eerst het woord des Heren.

6. Toen riep de koning van Israël de profeten, omtrent vierhonderd man, bijeen en vroeg hun: Zal ik optrekken ten strijde tegen Ramot in Gilead of zal ik het nalaten? Zij antwoordden: Trek op; de Here zal het in de macht des konings geven.

7. Doch Josafat zeide: Is hier niet nog een profeet des Heren? Laten wij het dan door hem vragen.

8. De koning van Israël zeide tot Josafat: Er is nog één man door wie wij de Here kunnen raadplegen, maar ik haat hem, omdat hij over mij nooit iets goeds, maar alleen onheil profeteert: Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide: De koning spreke niet alzo.

9. Daarop riep de koning van Israël een hoveling, en zeide: Haal dadelijk Micha, de zoon van Jimla.

10. Nu zaten de koning van Israël en Josafat, de koning van Juda, ieder op zijn troon, gekleed in staatsiegewaad, op een dorsvloer aan de ingang der poort van Samaria, terwijl al de profeten vóór hen profeteerden.

11. En Sidkia, de zoon van Kenaäna, had zich ijzeren horens gemaakt; hij zeide: Zo zegt de Here: hiermee zult gij Aram stoten totdat gij hen verdelgd hebt.

12. En al de profeten profeteerden evenzo: Trek op naar Ramot in Gilead, en gij zult voorspoed hebben; de Here zal het in de macht des konings geven.