NBG-vertaling 1951

1 Koningen 22:39-50 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

39. Het overige van de geschiedenis van Achab en alles wat hij gedaan heeft, het ivoren huis dat hij gebouwd heeft, en al de steden die hij gebouwd heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël?

40. En Achab ging bij zijn vaderen te ruste en zijn zoon Achazja werd koning in zijn plaats.

41. Josafat nu, de zoon van Asa, werd koning over Juda in het vierde jaar van Achab, de koning van Israël.

42. Josafat was vijfendertig jaar oud, toen hij koning werd en hij regeerde vijfentwintig jaar te Jeruzalem. Zijn moeder heette Azuba; zij was de dochter van Silchi.

43. Hij bewandelde geheel en al de weg van zijn vader Asa; hij week daarvan niet af en deed wat recht was in de ogen des Heren.

44. Alleen verdwenen de hoogten niet; nog steeds slachtte en offerde het volk op de hoogten.

45. En Josafat hield vrede met de koning van Israël.

46. Het overige van de geschiedenis van Josafat en zijn dappere daden die hij gedaan heeft, en welke oorlogen hij gevoerd heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Juda?

47. En de rest van de aan ontucht gewijden, die in de dagen van zijn vader Asa overgebleven waren, deed hij weg uit het land.

48. En er was geen koning in Edom, een stadhouder was er koning.

49. Josafat bouwde Tarsisschepen om in Ofir goud te gaan halen. Maar men ging niet, want de schepen leden schipbreuk te Esjon-Geber.

50. Toen zeide Achazja, de zoon van Achab, tot Josafat: Laten mijn knechten met uw knechten op de schepen gaan. Maar Josafat wilde niet.