NBG-vertaling 1951

1 Koningen 20:8-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. En al de oudsten en het gehele volk zeiden tot hem: Gij moet niet luisteren en gij zult niet inwilligen.

9. Daarop zeide hij tot de boden van Benhadad: Zegt tot mijn heer de koning: Alles wat gij eerst tot uw knecht hebt laten zeggen, zal ik doen, maar dit kan ik niet doen. Toen gingen de boden heen en brachten Benhadad bescheid.

10. Daarop liet deze hem zeggen: Zo mogen mij de goden doen, ja, nog erger, indien het stof van Samaria voldoende zal zijn om de handholten te vullen van al het volk dat achter mij aankomt.

11. Maar de koning van Israël antwoordde: Spreekt: wie zich aangordt, beroeme zich niet, als wie zich ontgordt.

12. Zodra Benhadad dit woord hoorde, terwijl hij met de koningen in de tenten aan het drinken was, zeide hij tot zijn dienaren: Stelt u op! En zij stelden zich op tegen de stad.