NBG-vertaling 1951

1 Koningen 20:19-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. Inmiddels waren dezen de stad uitgetrokken, de jonge mannen van de vorsten der gewesten, en na hen het leger.

20. Toen sloeg ieder van hen zijn man, zodat de Arameeërs op de vlucht sloegen, waarop Israël hen vervolgde.Maar Benhadad, de koning van Aram, ontkwam te paard met enige ruiters.

21. En de koning van Israël trok uit en sloeg de paarden en de wagens, en richtte onder de Arameeërs een grote slachting aan.

22. Toen naderde de profeet tot de koning van Israël en zeide tot hem: Welaan, toon u sterk, overleg en bedenk, wat gij te doen hebt, want in het volgende jaar zal de koning van Aram weer tegen u optrekken.

23. De dienaren van de koning van Aram zeiden tot hem: Hun God is een berggod; daarom zijn zij sterker dan wij. Wanneer wij echter in de vlakte met hen strijden, zullen wij zeker sterker zijn dan zij.

24. Doe nu dit: verwijder ieder van de koningen van zijn post, en stel in hun plaats stadhouders aan.

25. Voorts moet gij zelf u een leger aanwerven gelijk aan het leger dat u ontvallen is, evenveel paarden en evenveel wagens. Laten wij tegen hen in de vlakte strijden, dan zullen wij zeker sterker zijn dan zij. Toen luisterde hij naar hen en deed alzo.

26. In het volgende jaar monsterde Benhadad Aram en trok op naar Afek ten strijde tegen Israël.

27. De Israëlieten werden ook gemonsterd en van voedsel voorzien, en trokken hun tegemoet. Daarna legerden de Israëlieten zich tegenover hen als twee kudden geiten, terwijl de Arameeërs het land vulden.

28. Toen naderde de man Gods en zeide tot de koning van Israël: Zo zegt de Here: omdat de Arameeërs gezegd hebben: de Here is een berggod en geen God der vlakten, daarom zal Ik deze gehele grote, rumoerige schare in uw macht geven, opdat gij weet, dat Ik de Here ben.