NBG-vertaling 1951

1 Koningen 18:7-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. Terwijl Obadja op weg was, zie, daar kwam Elia hem tegemoet. Toen hij hem herkende, wierp hij zich op zijn aangezicht en sprak: Zijt gij daar, mijn heer Elia?

8. En hij zeide tot hem: Ja, ga heen, zeg tot uw heer: Elia is er.

9. Toen zeide hij: Wat heb ik misdaan, dat gij uw knecht wilt overleveren in de macht van Achab om mij te doden?

10. Zo waar de Here, uw God, leeft, er is geen volk of koninkrijk, waar mijn heer niet naar u heeft laten zoeken. En zeide men: hij is er niet, dan liet hij dat koninkrijk of dat volk zweren, dat men u niet kon vinden.

11. En nu zegt gij: ga heen, zeg tot uw heer: Elia is er.