NBG-vertaling 1951

1 Koningen 16:27-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

27. Het overige van de geschiedenis van Omri, wat hij gedaan heeft, en de dappere daden die hij verricht heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël?

28. En Omri ging bij zijn vaderen te ruste en werd begraven in Samaria; zijn zoon Achab werd koning in zijn plaats.

29. Achab, de zoon van Omri, werd koning over Israël in het achtendertigste jaar van Asa, de koning van Juda. En Achab, de zoon van Omri, regeerde te Samaria tweeëntwintig jaar over Israël.

30. Achab, de zoon van Omri, deed wat kwaad is in de ogen des Heren, meer dan allen die vóór hem geweest waren.

31. Het minst erge was, dat hij wandelde in de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, maar hij nam tot vrouw Izebel, de dochter van Etbaäl, de koning der Sidoniërs, en ging de Baäl dienen en zich voor hem neerbuigen.

32. Vervolgens richtte hij voor de Baäl een altaar op in het huis van de Baäl, dat hij te Samaria gebouwd had.

33. Verder maakte Achab de gewijde paal; en Achab ging voort met zó te handelen, dat hij de Here, de God van Israël, meer krenkte dan alle koningen van Israël die vóór hem geweest waren.