NBG-vertaling 1951

1 Koningen 13:8-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Doch de man Gods zeide tot de koning: Al gaaft gij mij de helft van uw huis, ik zou niet met u binnengaan, noch brood eten, noch water drinken aan deze plaats,

9. want zo is mij geboden door het woord des Heren: Eet er geen brood, en drink er geen water, en keer niet terug langs de weg die gij gekomen zijt.

10. Toen sloeg hij een andere weg in, en keerde niet terug langs de weg, waarlangs hij te Betel gekomen was.

11. Nu woonde er te Betel een oude profeet, wiens zonen hem de gehele handeling kwamen vertellen, welke de man Gods die dag te Betel verricht had. Ook de woorden die hij tot de koning gesproken had, vertelden zij hun vader.

12. Toen sprak hun vader tot hen: Welke weg is hij gegaan? Daarop duidden zijn zonen hem de weg uit, die de man Gods toen hij uit Juda kwam, gegaan was.

13. Toen zeide hij tot zijn zonen: Zadelt mij de ezel. Zij zadelden hem de ezel; hij besteeg die,

14. ging de man Gods achterna, en trof hem aan, zittende onder een terebint, en hij vroeg hem: Zijt gij de man Gods, die uit Juda gekomen is? En hij antwoordde: Ja.

15. Voorts zeide hij tot hem: Ga met mij naar huis en eet brood.

16. Doch hij zeide: Ik mag niet met u terugkeren noch met u binnengaan, en ik zal met u geen brood eten en geen water drinken aan deze plaats,

17. want ik heb door het woord des Heren deze opdracht: eet geen brood en drink er geen water; en ga niet terug langs de weg, waarlangs gij gekomen zijt.