NBG-vertaling 1951

1 Koningen 1:48-53 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

48. En de koning heeft aldus gesproken: Geprezen zij de Here, de God van Israël, die heden, terwijl mijn ogen het nog zien, iemand gegeven heeft, die op mijn troon zit.

49. Toen sprongen al de genodigden die bij Adonia waren, ontsteld op en gingen heen, ieder zijns weegs.

50. Ook Adonia vreesde voor Salomo; hij stond op, ging heen en greep de hoornen van het altaar.

51. En men meldde Salomo: Zie, Adonia vreest voor koning Salomo, en zie, hij heeft de hoornen van het altaar gegrepen, en gezegd: Laat koning Salomo mij eerst zweren, dat hij zijn knecht niet met het zwaard zal doden.

52. Toen zeide Salomo: Indien hij zich betrouwbaar gedraagt, dan zal geen haar van hem ter aarde vallen, maar indien er kwaad in hem bevonden wordt, dan zal hij sterven.

53. Daarop liet koning Salomo hem van het altaar halen. Toen hij binnengetreden was, boog hij zich voor koning Salomo neer, waarop Salomo tot hem zeide: Ga naar uw huis.