NBG-vertaling 1951

1 Koningen 1:33-38 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

33. En de koning zeide tot hen: Neemt de dienaren van uw heer met u; laat mijn zoon Salomo op mijn eigen muildier rijden, en brengt hem naar Gichon.

34. Daar zullen de priester Sadok en de profeet Natan hem tot koning over Israël zalven; blaast dan op de bazuin en roept: Leve koning Salomo!

35. Trekt dan achter hem op en laat hij binnenkomen en op mijn troon gaan zitten; hij namelijk moet koning worden in mijn plaats; hem heb ik bestemd tot vorst over Israël en Juda.

36. En Benaja, de zoon van Jojada, antwoordde de koning: Amen, zo bevestige de Here de woorden van mijn heer de koning!

37. Zoals de Here geweest is met mijn heer de koning, zo zij Hij ook met Salomo; Hij make diens troon groter dan de troon van mijn heer koning David.

38. Toen gingen de priester Sadok, de profeet Natan en Benaja, de zoon van Jojada, met de Keretieten en Peletieten heen, lieten Salomo op het muildier van koning David rijden en leidden hem naar Gichon.