NBG-vertaling 1951

1 Koningen 1:32-37 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

32. Voorts zeide koning David: Roept mij de priester Sadok, de profeet Natan en Benaja, de zoon van Jojada; en zij traden binnen bij de koning.

33. En de koning zeide tot hen: Neemt de dienaren van uw heer met u; laat mijn zoon Salomo op mijn eigen muildier rijden, en brengt hem naar Gichon.

34. Daar zullen de priester Sadok en de profeet Natan hem tot koning over Israël zalven; blaast dan op de bazuin en roept: Leve koning Salomo!

35. Trekt dan achter hem op en laat hij binnenkomen en op mijn troon gaan zitten; hij namelijk moet koning worden in mijn plaats; hem heb ik bestemd tot vorst over Israël en Juda.

36. En Benaja, de zoon van Jojada, antwoordde de koning: Amen, zo bevestige de Here de woorden van mijn heer de koning!

37. Zoals de Here geweest is met mijn heer de koning, zo zij Hij ook met Salomo; Hij make diens troon groter dan de troon van mijn heer koning David.